Brabant verduurzaamt met natuurnetwerk, Klimaatschap en zonneweiden

“Brabant verduurzaamt met een ondernemende natuurnetwerk, een Klimaatschap, zonneweiden, het lokaal sluiten van ketens en het omdraaien van bewijslast bij stankoverlast ”, somt Johan van den Hout (SP) op, gedeputeerde Natuur, Water en Milieu het resultaat van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant. Dit college was het eerste college ooit zonder CDA. “Een goede keuze! Die was nodig om de landbouwtransitie in te zetten. De gevolgen van met name de varkenssector voor de volksgezondheid en die van de klimaatverandering baarden ons grote zorgen, dat we structureel en fundamenteel wilden ingrijpen.”
Lokaal ketens sluiten in Noord en West Europa
Op de vraag of er in de definiëring van zijn portefeuille Natuur, Water en Milieu een volgorde van relevantie zit wat duurzaamheid betreft, antwoordt de gedeputeerde: “Nee, duurzaamheid is in alle drie onderdelen heel belangrijk en wordt alleen maar belangrijker. Niet alleen in deze portefeuille, maar over de hele linie van het beleid van toekomstige colleges van Gedeputeerde Staten. Klimaatverandering raakt iedereen in Brabant als burger, boer en bedrijf. Kijk naar de clusterbuien (2016), de afgelopen droge zomer en winter, de buitengewone hoge, lenteachtige temperaturen, zoals vandaag medio februari. We moeten nu gezamenlijk maatregelen nemen om te investeren in kringlooplandbouw, circulaire economie en klimaatrobuust bouwen en zo onze leefomgeving en gedrag aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering.” Haagse vergezichten over kringlooplandbouw bij monde van de minister van Landbouw Carola Schouten noemt Van den Hout een kopie van wat in Brabant de afgelopen acht jaar al gebeurde, namelijk het verkorten van de ketens in de landbouw. “In ons Collegeakkoord van vier jaar geleden staat dat wij de landbouwketens lokaal en dan hebben we het op Noord- en West-Europese schaal, willen sluiten. In deze Europese regio moet de verbouwing en productie van alledaagse levensbehoeften afspelen, zowel de opbrengst als de verwerking van de reststoffen mest en plantaardig afval. Dat gesleep van voedselstromen moeten we beperken.”
Groen Ontwikkelfonds Brabant
Terugkijkend is Van den Hout blij dat hij het Groen Ontwikkelfonds Brabant heeft opgericht, het Brabantse antwoord op het Haagse beleid van toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Henk Bleker. Deze besloot in 2010 het landbouw- en natuurbeleid te decentraliseren en over te hevelen naar de provincies. De nieuwe taken vielen de provincies rauw op het dak, zo vertelt Van den Hout. Tegelijkertijd met die decentralisering werd namelijk het budget voor landbouw- en natuurbeleid tot de helft teruggebracht. De provincies moesten daarom fors knippen en bezuinigen in hun plannen voor de Ecologische Hoofdstructuur. Noord-Brabant besloot dit niet te doen en haar plannen toch uit te voeren. “Als het rijk het niet betaalt, dan moet het op een andere manier gefinancierd worden. Om die reden hebben we het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV in het leven geroepen, een fonds op afstand van de provincie. Deze werkorganisatie, waarvan de provincie de enige aandeelhouder is, koopt zelfstandig gronden aan, subsidieert natuurontwikkeling en geeft zo vorm aan ons natuurbeleid.”
“Met het ondernemend natuurnetwerk en oude zonneweiden willen wil natuur terugwinnen.”
Ondernemend natuurnetwerk
Via een ondernemend natuurnetwerk binnen het Groen Ontwikkelfonds Brabant kunnen gezamenlijk natuurgronden verworven worden. Dan gaat het niet zo zeer om aankoop van 100 procent natuurgronden, maar van natuur met landbouwgronden, die samen met een boer worden aangekocht. Bij de aankoop krijgt de boer de helft van de aankoopsom terug van de provincie. Op deze landbouwgronden rust wel een kwalitatieve verplichting zonder kunstmest, zonder bestrijdingsmiddelen en zonder diep ploegen te boeren om zo duurzame natuurwaarde te creëren. Niet alleen boeren hebben zich gemeld, ook burgers en gemeenten die interesse hebben om op een paar hectares bijvoorbeeld een voedselbos aan te leggen of runderen en paarden te laten grazen. “Zo geneer je inkomsten en ontstaat tegelijkertijd een natuurvriendelijke omgeving. Van de 10.000 hectare natuur die Brabant wil aanleggen, hebben we 2.000 hectare vrijgemaakt voor dit ondernemend natuurnetwerk. Het is een bescheiden begin van een landbouwtransitie samen met boeren en een voorbeeld voor andere boeren die overwegen anders te gaan boeren.”
Van zonneweide naar natuur
Om landbouwgrond dat is ingetekend om natuur te worden binnen de Ecologische Hoofdstructuur, kan de boer met toestemming van de provincie de komende vijftien jaar een zonneweide bouwen en exploiteren. “Het is een win/win-model: de grond is in eerste instantie van de boer, die de zonneweide bouwt en exploiteert met subsidie van de provincie die in de opbrengst van energieopwekking deelt. De grond wordt niet langer uitgeput en krijgt de kans zich te herstellen. Na die vijftien jaar moet de zonneweide afgebroken worden en alle materialen afgevoerd zijn. Er is dan voldoende geld verdiend, dat de provincie of Staatsbosbeheer het land kan aankopen om er natuur aan te leggen.” Ook hier geldt, dat boeren die willen of moeten stoppen met hun bedrijf vanwege de steeds strengere milieueisen zien hoe zij door alternatieve, duurzame vormen van landgebruik hun bedrijf kunnen om- of afbouwen.
“Door het aanscherpen en intrekken van vergunningen moeten gebruikers zuinig zijn met water”
Provincie+ waterschap = klimaatschap
Het element water wordt in de klimaatverandering ook in Nederland steeds belangrijker. De verantwoordelijkheid is vanouds her verdeeld tussen de provincie die verantwoordelijk is voor het grondwater en het waterschap dat verantwoordelijk is voor het oppervlaktewater. “Ieder deed zijn ding en werkte vaak langs elkaar heen. Na de droge zomer en die clusterbuien besloten we – in wat ik noem een ‘Klimaatschap’, een gezamenlijk klimaatbeleid te ontwikkelen. Centraal staat zuinig zijn met water.” De droge zomer van vorig jaar heeft de provincie aangezet om eens goed te kijken naar het diepe grondwater, ons drinkwater, dat afkomstig is uit de centrale slenk honderden meters onder Brabant, waar water vanuit de Ardennen naar Duitsland stroomt. Toen bleek dat dat zelfs aan het afnemen was, heeft de provincie als vergunningverlener aan de bel getrokken en haar verantwoordelijkheid genomen. “We hebben de vergunningen van alle grote onttrekkers van dit bronwater waaronder bedrijven als Fuji, Coca Cola, Bavaria en Brabant Water onder de loep genomen. Dit alles gebeurde op het moment dat we op het punt stonden een grote vergunning af te geven aan een frisdrankfabrikant. Die heeft na een vergunningprocedure van twee jaar nul op rekest gekregen.” Water Brabant, ons publieke waterbedrijf met een afname van 85 procent ver weg de grootste afnemer, moest als eerste aan het strenge vergunningsbeleid geloven. De provincie besloot alle afgegeven vergunningen die het bedrijf niet gebruikte en als reserve achter de hand hield, in te trekken. Na met het waterbedrijf hun bedrijfsproductieprocessen doorgelicht te hebben op doelmatige waterverbruik, zijn alle bestaande vergunningen naar beneden afgesteld en marges opgeheven. “Besef wel, dit zijn historische stappen! Het waterbedrijf moet nu zijn eigen marges verdienen door zelf te bezuinigen. Dat betekent voor ons als klant zuinig te zijn met water. Het begrip ‘grijs water’ moet weer terug op de politieke agenda.“
“Bij Milieuhandhaving wordt bij overlast de bewijslast omgedraaid.”
Kringlooplandbouw en afbouw varkenssector
Johan van den Hout
Johan van den Hout (SP) is sinds acht jaar gedeputeerde in het college van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant. Hij kijkt terug en blikt vooruit op het beleid van het gehele college op het gebied van klimaatbeleid. “We hebben structureel en fundamenteel ingegrepen door vergunningen aan te scherpen of zelfs te ontnemen. Dat maakt je als politicus niet populair.” Met name de bestendiging van landbouwtransitie noemt hij prioriteit nummer 1 voor het nieuwe college.
Gedeputeerde Van den Hout geeft toe dat het onderdeel Milieu en met name het stikstofbeleid volgens het Programma Aanpak Stikstof (PAS), zijn grootste klus is. Op Vergunningen, Toezicht en Handhaving worden de maatregelen aangeschroefd. Zeker voor de varkenssector, het meest vervuilende en controversiële onderdeel van de landbouw in Brabant. De varkensboeren mogen dan weinig land nodig hebben voor grootschalige varkensteelt – gemiddeld niet meer dan halve tot twee hectare – hun zwaar vervuilende uitstoot is buiten proportioneel. “Ondanks de strenge milieumaatregelen van het Rijk wat betreft de mestverwerking, is het in deze sector dweilen met de kraan open. Ruim 40 procent van de mest wordt illegaal afgevoerd. Hier is de kringlooplandbouw en het sluiten van de ketens nog heel ver weg. De varkensboer haalt soja uit Thailand, stopt het hier in het varken om vervolgens dit varken over de hele wereld te verschepen met achterlating van de mest in Brabant. Dat moet stoppen.” In de huidige varkenssector gaat het per jaar over zo’n zesenhalf miljoen varkens. Die sector verduurzamen kan volgens Van den Hout alleen door die veestapel flink te verminderen. De provincie biedt alternatieven om te stoppen aan kleine varkensboeren, die de steeds strengere milieumaatregelen en de benodigde milieutechnologie niet kunnen betalen. Alleen de hele groten zullen overleven met megastallen op verschillende locaties. De gedeputeerde weet dat er veel woede onder de Brabantse boeren heerst. Maar hij vindt het een misplaatst idee dat een boer ten alle tijden boer moet blijven. “Vertel dat de schoenmakers in De Langstraat, dat eeuwenlang hier het centrum vormde van de Nederlandse schoen- en lederproductie of de mijnwerkers in Limburg. Het gaat hooguit over 10.000 boerenbedrijven, dit stelt in vergelijking met de horeca drie keer niets voor” luidt de boute uitspraak van een SP’er, de partij waarvan de bakermat in Brabant ligt.
“Steden streven naar inbreiden in plaats van uitbreiden”
Duurzame ruimtelijke ordening

fotograaf: Erik van der Burgt
De provincie mag dan zogenaamd onzichtbaar zijn, in Brabant merkt de burger/kiezer steeds meer in zijn dagelijkse leven van het door de provincie gevoerde beleid, ook in de stedelijke omgeving. De aantrekkingskracht van steden als Eindhoven, Tilburg en ’s-Hertogenbosch met hun innovatieve industrie, het daarmee samenhangend onderwijs en de rol in mobiliteit van Brabant tussen de Rotterdamse haven en haar achterland doet deze steden uit hun voegen barsten. De provincie streeft naar uitbreiding binnen de stedelijke gebieden. “Inbreiden in plaats van uitbreiden. Dat botst met gemeentelijke ambities. Als provincie willen we onze mozaïek van dorpen, natuur en landbouw behouden en voorkomen dat Brabant à la Randstad een eenvormige stedelijke agglomeratie wordt.“ De provincie en gemeenten zijn het wel eens om meer klimaatrobuust te bouwen. Dat betekent effectieve aanpassingen in het bestaande woonbestand en het bouwen van klimaatneutrale woonwijken met verschillende toepassingen van duurzame energieopwekking. Maar daarbij moet landschapsvervuiling zo veel mogelijk voorkomen worden. De provincie Brabant wil langs ‘logische lijnen’ – dus langs snelwegen zoals de A16 , rivieren en spoorwegen -windmolens plaatsen. Daarentegen is een solitaire windmolen op boerenterrein niet langer toegestaan. Dat betekent niet dat de provincie geen oog heeft voor de kleinschalige energieopwekking. “In tegendeel. In no time hadden we hier meer dan 30 energiecoöperaties. De provincie heeft het initiatief genomen hun krachten te bundelen in een federatie, zodat we van elkaar kunnen leren en nieuwe initiatieven niet weer het wiel hoeven uitvinden.”
Biobased economy
Bij het industriegebied Moerdijk staan al veel windmolens en er zijn plannen voor een nieuw windpark. Een gepaste plaats noemt de gedeputeerde het, want hier houden steeds meer bedrijven zich bezig met duurzame economie. Als voortrekker noemt hij SABIC, het chemiebedrijf dat niet langer alleen uit olie basisgrondstoffen maakt, maar steeds meer uit plantaardige grondstoffen. Ruim tien jaar geleden startte het bedrijf de Green Chemistry Campus, waar start-ups de gelegenheid krijgen met alles wat SABIC in huis heeft innovatieve oplossingen te ontwikkelingen voor de biobased industrie. “Het gaat dan over grondstoffen als suikerbietpulp, uienschillen, maisstengels en misschien binnenkort olifantsgras. Dat gras kan in de toekomst interessant zijn voor innovatieve boeren. Wel willen we eerst gezamenlijk uitvinden wat deze teelt doet met bodem, water en lucht, de drie kernwaarden in ons beleid.”
Gecertificeerde neuzen en snuffelpalen
Transitie van industrie en landbouw in Brabant moet komen van innovatie in onderwijs, R&D en overheidsbeleid met visie en durf. Daarmee maakt je je als politicus niet echt populair. “Grote ondernemingen moeten zich hier aan wet- en regelgeving houden van de EU en van de Rijksoverheid en soms van de provincie Brabant”, vult de gedeputeerde aan. “Als bevoegd gezag maken wij die regels waar het kan strenger.” Hij noemt als voorbeeld zijn geurbeleid bij stankoverlast. Tot nu toe heeft een bedrijf een vergunning om te mogen stinken, als de onderneming maar filters gebruikt en deze onderhoudt. “Deze gang van zaken wil de provincie omdraaien en de onzekerheid bij de bedrijven neerleggen en de zekerheid bij de burgers. Voortaan mag een bedrijf geen overlast veroorzaken binnen gedefinieerde grenzen zoals hoeveel mensen hebben er last van en moeten hun gedrag veranderen. Denk daarbij aan gezondheidsklachten, binnenshuis moeten blijven, ramen sluiten, was binnenhalen etc.” Bij de handhaving gebruikt de provincie snuffelpalen, dat zijn meetstations die de luchtkwaliteit meten. maar e provincies zet ook zogenaamde gecertificeerde neuzen in, mensen die goed ruiken en opgeleid zijn stank te traceren.” De sancties op stankoverlast zijn aangescherpt en noemt de gedeputeerde strak en streng, maar noodzakelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving en de transitie naar een duurzame economie in Brabant.”
Désirée Crommelin
© duurzaamplus.nl
Geef een reactie